(artikel verschenen in Knack 30/10/2019)
Terug naar Roemenië, 30 jaar nadat journalist Danny Huwé er werd doodgeschoten.
(door Terry Verbiest. Belgisch journalist, ondernemer en radio- en televisiepresentator.)
Op 25 december 1989 werd Danny Huwé doodgeschoten in de straten van Boekarest. Hij was voor VTM in Roemenië om er verslag uit te brengen van de laatste dagen van het Ceausescu-regime. Dertig jaar later reist de toenmalige redactiechef van VTM, Terry Verbiest, terug naar Roemenië. Hij verblijft er in opdracht van kunstfestival Europalia twee weken als writer in residence in Timisoara en Boekarest. Vanuit Roemenië schrijft hij brieven aan Tim Huwé, de zoon van Danny.
(Danny Huwé. © Corbis via Getty Images)
Dag Tim,
Ik ben aangekomen in Boekarest na een week Timisoara.
Dit is de vierde keer dat ik in Roemenië ben na de dood van je vader, dertig jaar geleden.
De eerste keer was de dag dat hij vermoord was. Kerstdag 1989.
Samen met een paar mensen van het facilitair bedrijf Videohouse, die de cameraploeg meegestuurd hadden, en spoedarts Luc Beaucourt wilden we de ploeg zo snel mogelijk vinden en naar België terughalen. We hadden telefonisch contact gehad met cameraman Paul Van Schoor. Eerst en vooral moesten ze weg uit dat vermaledijde Roemenië. Ik wist dat er in de Bulgaarse hoofdstad Sofia een groot Intercontinental Hotel was en ik stelde voor dat we de ploeg daar zouden oppikken. Beaucourt was mee omdat hij zo iemand was met wie je letterlijk naar de oorlog kon trekken. Hij had al wat natuurrampen en oorlogssituaties meegemaakt en met hem erbij voelden we ons veiliger.
We hebben de rest van de ploeg, cameraman Paul Van Schoor, geluidsman Jan De Coninck en monteur Ingrid Bertrand, op 26 december gevonden in Sofia. Nadat we hen op het privévliegtuig gezet hadden dat ons naar Sofia gebracht had, ben ik in Boekarest naar het lichaam van Danny gaan zoeken. Maar ik heb het niet gevonden. Danny werd pas dagen later gevonden door cameraman Wim Robberechts, die daar met de legendarische Britse journaliste Kate Adie voor de BBC aan het werk was. Danny lag in het mortuarium van een ziekenhuis, ergens in de buurt van waar hij doodgeschoten was.
Jouw vader was gene gewone, Tim. We hadden elkaar leren kennen op de radioredactie van de BRT. Ik kwam daar net binnen, geslaagd voor het journalistenexamen. Hij was toen al een ervaren eindredacteur. Een hele goede journalist, geweldige stem, veel ervaring, een van de sterren van de redactie. En niet te beroerd om een jong journalistje de knepen van het vak bij te brengen.
In het najaar van 1988 maakte hij de overstap naar VTM en ik, omdat ik net iets meer televisie-ervaring had, werd zijn leermeester. Dat wrong wat, in het begin. Hij kon daar niet goed tegen, hij werd niet graag gecommandeerd. Al zeker niet door een broekje als ik. Er zijn toen harde woorden gevallen en hij kon voor mijn part de boom in. Iets wat ik hem toen ook gezegd heb.
Alleen iemand als Danny kon zich daar op een grootse manier over zetten. We zijn toen iets gaan drinken, hebben het uitgepraat en we zijn maten geworden.
Ook op de VTM-redactie werd hij de aanjager. Zijn enthousiasme was aanstekelijk. 1989 was voor journalisten een magisch jaar, natuurlijk. Het hele Oostblok verkruimelde. In China leek het communisme ook te wankelen. Ik zie Danny daar nog zitten, achter zijn eindredactiedesk. Met een kaart van Peking tegen de muur. Hij had die daar zelf opgehangen om de troepenbewegingen te kunnen volgen. Geen idee waar hij die kaart vandaan had.
Work hard, play hard. Het was de eerste keer dat we die uitdrukking gebruikten. We hadden een systeem op de redactie dat inhield dat een journaalploeg zeven dagen aan een stuk werkte. Daarna had ze zeven dagen vrijaf. Een journaalploeg, dat waren de journalisten, presentators, regisseurs, regieassistenten en productieassistenten van die week. Een week liep van donderdag tot woensdag. Woensdagavond zat de werkweek er dus op en werd er heel zwaar gefeest in café Onder ons, op de Grote Markt van Vilvoorde. Van cafébaas Manu, een ingeweken Portugees, mocht alles. Zo hebben we ooit in de gietende regen de biljarttafel op straat gezet. Omdat Danny vond dat er te weinig plaats was in ‘t café. Die tafel is nooit terug naar binnen gekomen.
Toen gebeurde er iets op de redactie waardoor hij zich de woede van hoofdredacteur Jan Schodts op de hals haalde. Ik weet nu niet meer wat het was, maar Schodts was behoorlijk boos. Danny werd gestraft, mocht een paar weken geen eindredactie meer doen en vloog naar de reportageploeg. Danny pikte het en werkte door. Hij morde niet, klaagde niet en ging vooral niet lopen zeiken over ‘de bazen’. Danny was een seigneur. En daarbij, hij wist dat de redactie hem toch nodig had.
Toen kwam december. Na de val van de oude regimes in Polen, Hongarije, Oost-Duitsland en Tsjecho-Slowakije kwamen er barsten in de Ceausescu-dictatuur in Roemenië. Het ging snel, heel snel. Een dominee van Hongaarse origine, Laszlo Tokes, werd in Timisoara de man die het vuur van de Roemeense revolutie zou aansteken. Gewild, ongewild, bewust of onbewust, ik heb het me later vaak afgevraagd. Tokes had zich laatdunkend uitgelaten over de machthebbers in de hoofdstad Boekarest. Kritiek op het regime, kritiek op Grote Leider Ceausescu, dat was gewoon ondenkbaar. Dus zou hij op 16 december uit zijn huis worden gezet door de gehate Securitate, de Roemeense staatsveiligheid. De mensen van zijn gemeente verzetten zich daartegen en wat al lang aan het broeien was, ontplofte in het gezicht van de machthebbers.
Fake news, Tim, is van alle tijden. Maar daar heb ik een van de sterkere staaltjes ervan gezien. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje: er waren bij de rellen die waren losgebarsten na de mislukte aanhouding van Laszlo Tokes zeker 5000 doden gevallen. Het leger kende geen genade met wie het niet eens was met Ceausescu. Ik heb tijdens mijn verblijf in Timisoara gesproken met mensen die die periode dertig jaar geleden hebben meegemaakt. Schrijver, dichter en journalist Alex Potcoava vertelde me dat de mensen geen water meer uit de kraan durfden te drinken omdat het vergiftigd zou zijn. Iemand kende iemand die een kaart van Roemenië gezien had, een nieuwe kaart, waar Timisoara niet meer op stond. Elena Ceausescu zelf, de vrouw van de dictator, maar volgens ingewijden en de rest van Roemenië de echte kwade geest van het regime, zou zelf het bevel gegeven hebben om Timisoara plat te bombarderen. Hongaren en Serviërs waren het land binnengevallen en rukten op naar de stad. De mensen wierpen barricades op. Barricades die bestonden uit lege wijnkistjes. Hou daar maar eens de tanks mee tegen.
Er wérd geschoten en er víélen doden. In het museum van de revolutie in Timisoara hangen twee foto’s die ik nooit meer vergeet. Tussen beide foto’s zit een tijdsspanne van een paar seconden. Op de eerste staan een paar soldaten met het geweer in de handen. Rond hen staan wat mensen, op de grond liggen (inderdaad) kapotte kistjes, veel papier, wat vodden, een stoel. In het midden van de foto staat een grote, knappe, blonde jongeman. Hij wijst op zijn hart. Volgens het onderschrift bij de foto roept hij naar de soldaten: ‘Schiet dan, ik heb maar één hart.’
Op de volgende foto ligt de jongeman dood op de grond.
Hij was een van de 73 slachtoffers in Timisoara, van wie er 71 waren doodgeschoten. Geen 5000. 73.
(Boekarest. ‘Nooit in mijn leven heb ik zo veel spijt gehad van mijn eigen gelijk.’ © Corbis via Getty Images)
Maar de nieuwsagentschappen, vooral via Hongaarse en Joegoslavische journalisten, meldden duizenden doden en dat werd gretig overgenomen in het Westen.
Danny overtuigde Schodts toen om een ploeg naar Roemenië te sturen. Om zijn argumenten te staven had hij een exemplaar van de Nederlandse de Volkskrant bij zich waar op de voorpagina melding werd gemaakt van die 5000 doden.
Jan wilde eerst een jongere journalist sturen, maar ik vond toen dat Danny lang genoeg gestraft was geweest. Ik kreeg uiteindelijk gelijk, Tim.
Nog nooit in mijn leven heb ik zo veel spijt gehad van mijn gelijk.
Danny werd in het bureau van Jan geroepen en ik weet nog hoe blij hij was. Blij als een kind met zijn eerste fiets. Stom, maar dat was wat ik toen dacht.
Twee dagen later, op 23 december, is de ploeg vertrokken. Danny, Paul, Jan en Ingrid. Ze vlogen eerst naar Sofia. Daar huurden ze auto’s en ze reden via de grensovergang in Ruse naar Roemenië.
De rest ken je. Op kerstavond zijn ze Boekarest binnengereden. In konvooi, want ze waren met twee auto’s. Achter hen reed een ploeg van de Turkse televisie. Ze moeten toen ergens een afslag naar het centrum gemist hebben, want plots waren ze daar in Razoare, een buitenwijk in het zesde district van Boekarest. Een grauwe buurt en vlak bij een kazerne van soldaten van de grenswacht. Plots staat daar een tank voor hen, in het midden van de weg.
Zoals dat bij elke revolutie wel het geval zal zijn, was de toestand in Roemenië toen bijzonder chaotisch. Er werd veel geschoten, maar niemand wist wie er schoot. De mensen waren vooral bang van de terroristen. Vooral omdat niemand wist wie ze waren, vanwaar ze kwamen, aan wiens kant ze stonden. Algemeen werd ervan uitgegaan dat ze het Ceausescu-regime kwamen steunen. Niemand heeft ze ooit gezien maar iedereen was bang van hen. Zo zorgden ze voor terreur en voor angst.
Alleen, later is er geen enkel bewijs gevonden dat er ook maar één terrorist in Roemenië heeft rondgelopen. Vanwaar zouden ze gekomen zijn? Welke nationaliteit hadden ze? Er is nooit een van hen gevangen genomen, verwond of gedood. Dat alleen was al een vreemd teken. Teken aan de wand dat er niets van waar kon zijn.
In al die jaren is er nooit een officieel onderzoek geweest naar de dood van Danny. Er zijn wel een paar journalisten beginnen te spitten en zo kwamen stukje bij beetje almaar meer details naar boven.
Die tank in het midden van de weg, die stond daar niet toevallig. Die stond voor de kazerne van de grenswacht.
Soldaten van de grenswacht hebben later aan Roemeense journalisten hun verhaal gedaan. Zo is uiteindelijk die puzzel in elkaar gevallen.
Of toch een deel van de puzzel.
Waarom hij het deed, weet niemand.
Maar majoor Petre Teaca, de commandant van de grenswacht, heeft toen het bevel gegeven om op de auto’s te schieten die buiten voor de kazernepoort stonden.
De soldaten hadden daar aanvankelijk geen zin in, vroegen zich af waarom ze op auto’s moesten schieten waarin vermoedelijk journalisten zaten.
Op het dak stond immers in grote letters PRESS gekleefd.
Maar majoor Teaca beweerde dat het terroristen waren die zich als journalisten vermomd hadden.
De auto’s werden door enkele kogels geraakt en Danny, Paul, Jan en Ingrid zijn eruit gekropen. Vlak daarna kreeg Danny een kogel in zijn hoofd.
De hele nacht door is er dan vanuit de kazerne geschoten. Al was het niet duidelijk naar wie of wat. Met het lichaam van Danny tussen hen in, zijn de andere drie daar tot ‘s morgens vroeg blijven liggen. Elk moment vrezend dat de volgende kogel voor hen zou zijn. Maar rond de ochtend verminderde het schieten. Er begonnen bussen te rijden. Mensen kwamen op straat. De drie overlevenden zijn toen in de auto gesprongen en weggereden. Het lichaam van Danny hebben ze moeten achterlaten.
Later op die dag werden Nicolae en Elena Ceausescu terechtgesteld. Ook door militairen.
Volgens schrijver Tudor Cretu zijn zo goed als alle doden tijdens de revolutie gevallen door kogels van de militairen. Die waren niet voorbereid, die panikeerden en schoten op alles wat ze verdacht vonden.
Drie dagen na de dood van Danny werd majoor Petre Teaca door de nieuwe president, Ion Iliescu, gepromoveerd tot generaal-majoor. Wegens diensten voor het vaderland.
Dag Tim,
Je had me verteld dat je eventueel van plan was om met je dochters naar Boekarest te reizen. Om samen met hen naar de stad te gaan waar hun grootvader werd vermoord. Jullie zouden er het gedenkteken gaan bezoeken op de Piata Danny Huwé.
(De zwarte plaat die vroeger aan het gedenkteken hing. © ISOPIX)
Het gedenkteken en het plein, die jaren geleden werden ingehuldigd om een man te herdenken die zijn leven had gegeven om verslag uit te brengen van hun revolutie.
Bespaar je de moeite, Tim.
Bespaar je de teleurstelling.
Ik ben er daarnet geweest. Het pleintje is overwoekerd, al maanden, jaren niet meer onderhouden.
Volgens schrijver Tudor Cretu zijn zo goed als alle doden tijdens de revolutie gevallen door kogels van de militairen.
Van het gedenkteken blijft alleen het rode marmeren rechtopstaand muurtje over. De zwarte plaat die Danny’s naam, geboorte- en sterfdatum vermeldde, is er al lang afgeslagen.
Het straatnaambordje met de naam van het plein is ook weg.
Er lagen een paar lege bierblikjes op de grond voor dat muurtje maar die heb ik opgeraapt.
(Het gedenkteken zoals het er nu bijstaat.)
Ik heb morgen een afspraak met de hoofdredacteur van een krant die hier ook in het Engels verschijnt.
Ik zal haar erover aanspreken.
Maar toen ik daarstraks aan wat mensen in de buurt ging vragen wat daar gebeurd was, hoelang dat monumentje daar zo al stond te verkommeren, was er niemand die een zinnig antwoord kon geven. Naast het Piata Danny Huwé ligt een kerk. De pastoor van die kerk wist ook van niets, zei hij.
Hun schouders ophalen, daar zijn ze hier goed in, Tim.
Dag Tim,
Ik heb Alina Grigoras, hoofdredacteur van Romania Journal, ontmoet vandaag.
Nee, de mensen zijn de revolutie niet vergeten en nee, ze zijn ook Danny niet vergeten. De namen van Danny en van Jean-Louis Calderon zijn volgens haar nog altijd aanwezig in het collectieve geheugen van de mensen van Boekarest. Calderon was de Franse journalist van La Cinq die op 23 december door een tank werd doodgereden, hier in Boekarest.
Maar volgens haar worden de autoriteiten niet zo graag meer aan de revolutie herinnerd.
In Timisoara spreken ze nu nog altijd van de revolutie van december 1989. Hier in Boekarest hebben ze het liever over de gebeurtenissen van ’89.
Het onderhoud van zo’n monument is geen prioriteit. Ze hebben wel andere katten te geselen.
Maar Alina raadde me aan om een klacht in te dienen bij het stadsbestuur.
Het zal niets uithalen, zegt ze, maar ik moet het toch proberen.
Ik heb daarstraks een mail gestuurd naar de administratie van de Monumenten in de Polonastraat, en ook nog een naar het kabinet van mevrouw de burgemeester.
We zien wel of het wat uithaalt.
Dag Tim,
Nog altijd geen antwoord op mijn mails.
Ik blijf hopen en probeer zo veel mogelijk mensen deel te maken van mijn verontwaardiging in de hoop dat er op die manier toch iets gebeurt.
Wat me opvalt, Tim, is dat hier nog steeds een groot wantrouwen heerst.
Als iemand iets wil vertellen wat als negatief voor de overheid zou kunnen worden beschouwd, dan zal die eerst rond zich kijken om te zien of er niemand meeluistert. Dertig jaar na de revolutie!
Wij kunnen ons dat moeilijk voorstellen, maar blijkbaar is dat normaal.
Gabriela Bogdan, hoofdredacteur van de krant Nine O’Clock, een dagblad dat hier in het Engels verschijnt, legde me uit dat de angst die er heerste onder het communisme nog niet helemaal verdwenen is. Zij was dertig jaar geleden een 22-jarige studente. Als je aan tafel zat met familie of vrienden lette je altijd op je woorden. Omdat je nooit zeker wist of iemand in het gezelschap een verklikker was. Zo’n diepgeworteld wantrouwen, daar moeten verschillende generaties overgaan eer dat helemaal verdwenen zal zijn, zegt Bogdan. Je vertelde ook aan niemand dat je naar BBC of Radio Free Europe luisterde. Je kon daar zwaar voor gestraft worden. Angst hield lange tijd de mensen koest.
Als iemand iets wil vertellen wat als negatief voor de overheid zou kunnen worden beschouwd, dan zal die eerst rond zich kijken om te zien of er niemand meeluistert. Dertig jaar na de revolutie!
Waarom ze dan toch in opstand zijn gekomen?
‘Zijn ze wel in opstand gekomen? We hadden toen het idee dat alles één grote chaos was, maar in werkelijkheid werd alles geregisseerd. Er was een scenario en dat was geschreven door Ion Iliescu en Petre Roman. En dat scenario werd minutieus gevolgd. Het was alleen de bedoeling om Ceausescu af te zetten en te vervangen. Ion Iliescu was een trouw lid van de Communistische Partij die op Ceausescu’s stoel wilde gaan zitten. Hij werd president. Petre Roman werd premier. Het is wat uit de hand gelopen en de oude communisten veranderden hun naam in Sociaaldemocratische Partij, maar voor de rest… ‘Oude wijn in nieuwe zakken.’
Dag Tim,
Morgen keer ik terug naar België en ik heb nog altijd geen antwoord gekregen van de burgemeester of een van haar diensten.
Ik liep vandaag wat door de straten van Boekarest en toen viel me op dat ik hier in Roemenië in die paar weken dat ik hier was maar één dakloze gezien heb.
En ook maar één bedelaar. Hoewel. Toen ik uit het Atheneum kwam, het prachtige concertgebouw in het centrum van de stad, werd ik aangesproken door een goedgeklede man met in zijn hand een bekertje Starbuckskoffie. Ik verstond niet wat hij zei, maar aan zijn toon te horen, vroeg hij geld.
Ik zocht in mijn zakken naar een paar lei, maar toen zei hij ineens: ‘Give me ten euros.’ Dat vond ik nu net iets te direct en ik liep verder. Daarna vroeg ik me af, Tim, was dat nu een bedelaar of een overvaller?
In een van de wondermooie koffiehuizen raakte ik aan de praat met een jonge student die zijn visie wilde geven op de politieke situatie in ruil voor een koffie. Ik vond dat een faire deal.
Hij heeft familie in België. Hij is er nog niet geweest, maar zijn toekomstige schoonvader heeft in Meulenbeik gewerkt. ‘Molenbeek?’ ‘ Oui, oui, Meulenbeik. Il dit qu’il y a beaucoup de problèmes. Beaucoup de réfugiés en Belgique.’
‘Hebben jullie hier dan geen vluchtelingenprobleem?’
‘Wij hebben nooit kolonies gehad, zoals jullie. Daarom zijn er hier bijna geen vluchtelingen. En daarbij, niemand wil hier blijven.’
In 2016 had Roemenië aanvaard om 6200 vluchtelingen op te vangen, gespreid over twee jaar. Een jaar later waren er 550 het land binnengekomen.
Er zijn in de buurt van de Zwarte Zee in totaal drie opvangcentra. Want af en toe wagen toch mensen de overtocht met een bootje, meestal vanuit Turkije.
Daarom zijn er alleen in die streek ook drie moskeeën. Dat is alles.
De vluchtelingen die Roemenië binnenkomen hebben doorgaans maar één doel voor ogen: zo snel mogelijk naar het Westen.
Want daar ligt een beter leven op hen te wachten.
‘C’est ce qu’ils croient, monsieur, mais ils rêvent.’
Dag Tim,
Ik vlieg straks terug naar België.
Ik heb geen antwoord meer gekregen van het kabinet van de burgemeester.
Hopelijk lukt het me vanuit België om wat beweging in de zaak te krijgen.
Hou je goed.
Graag tot later,
Terry