(Onderaan deze pagina de e-book versie van het ingescande celdagboek manuscript evenals een uitgetikte versie van de inhoud)
Het dagboek van Nand (geschreven tijdens zijn interneringsperiode (1944-1949) is niet te vergelijken met bv de dagboeken over die periode van Filip De Pillecyn (“Face au mur”) of Ernest Claes (“Cel 269”). Daarin beschrijven de auteurs hun leefomstandigheden tijdens hun gevangenschap en hoe ze zich daarbij voelen: een aanklacht tegen de hen in hun ogen aangedane onrechtvaardigheden.
Bij Nand niets daarvan, behalve enkele schaarse opmerkingen in de marge (“Vrieskou, geen vuur, in de duisternis, mag geen licht meer maken,…”), hier enkel creatief werk: veel poëzie vooral, en het is daaruit dat we zijn gemoedsgesteltenis kunnen vaststellen. Vaak kiest hij dan voor historische figuren die een dergelijk lot te beurt vielen (bv Cervantes, die vijf jaar doorbracht in gevangenschap). Het creatieve werk tijdens deze periode is dus onlosmakelijk verbonden met zijn situatie op dat moment. Hoewel de gedichten ook los daarvan kunnen gelezen worden, is het toch belangrijk die dimensie in gedachten te houden bij het lezen.
Het poëtisch celdagboek is een gebonden grootboek (ontworpen om bv inkomsten en uitgaven in te noteren), A4/D4 formaat, 27x19x3cm (HxBxD). Voor- en achterzijde hebben een dikke kartonnen kaft. Rugzijde en kafthoeken versterkt met stof. Door het intensief gebruik zijn kaft een rugzijde gedeeltelijk losgekomen (en helaas helemaal door het inscannen…) De bladzijden zelf zijn gelukkig alle nog stevig ingebonden. Dit is een foto van het boek die de voorzijde toont:
De achterzijde is meer verweerd en afgesleten:
Huidige toestand van de rugzijde:
Het boek werd zowel vanaf de voorzijde als de achterzijde beschreven, dit betekent dat je het boek moet omkeren en omdraaien om vanaf de achterzijde te lezen. Zo tref je na blz. 212 de laatste bladzijde (105) van de achterzijde. Samen telt het boek dus 317 bladzijden. Slechts enkele pagina’s zijn niet beschreven. In het geheel zijn er ongeveer 160 afzonderlijke pagina’s. Na bladzijde 212 zijn een viertal pagina’s uitgesneden. Elk katern telt 16 bladzijden. De voorzijde bevat bijna uitsluitend poëzie. De achterzijde zijn toneelstukken, soms volledig uitgeschreven, soms slechts aanzetten. Enkele bladzijden tonen de zorgvuldig bijgehouden boekhouding van de uitgaven en inkomsten (meestal voor de “kantien” van de gevangenis, zeer kleine bedragen). Ook het weinige geld dat Nands vader zijn zoon toestopte werd genoteerd.
Op het tussenblad (vooraan) kon Nand er niet aan weerstaan een “statement” te maken:
+ De Onafhankelijksverklaring van de Verenigde Staten uit 1776.
“Ne vous laissez jamais atteindre par un scepticisme desséchant. Ne vous découragez pas lorsque votre pays traverse des heures sombres. Vivez dans la paix sereine des laboratoires et des bibliothèques. Dites vous d’abord: “qu’ai je fait pour m’instruire?” et, à mesure que vous progressez: ” qu’ai je fait pour mon pays?”. Ceci jusqu’au moment où vous pourrez penser avec un immense bonheur que vous avez contribué en quelque manière au progrès et au bien de l’humanité.’
+ Daaronder tussen haakjes het zinnetje:
“(voorgelezen door zijn zoon daar hij niet meer kon spreken)”.
Het is dit zinnetjedat voor mij vele jaren geleden de definitieve aansporing was om hetzelfde te doen voor mijn ouders: een stem geven aan wat anders in de plooien van de geschiedenis zou verdwijnen.
“The Celebration of Pasteur’s 70th birthday at the Sorbonne” (Commons Wikimedia)
+ Tenslotte schreef Nand daaronder nog het volgende (Nand bevond zich toen in wat nu de Gevangenis van Merksplas is):
“In de gehele mensheid maar vooral bij de jeugd van alle naties leeft een hartstochtelijk verlangen naar gemeenschap, naar waarachtige eenheid. Uit georganiseerde massa’s: kreet. Het tragische is dat het voor de grote meerderheid bijna onmogelijk is een gemeenschap te zoeken in den staat. De staat is een wezen op zichzelf, een bestuur, een bedrijfsleiding, een demon, die vreemd is aan de menselijke ziel. Cel 34 23.7.47.”
Niet alles wat in het dagboek is opgenomen werd in gevangenschap gecreëerd. Wat in inkt geschreven staat dateert zeker uit de periode 1944-1949. Dat geldt ook voor sommige ‘opmerkingen in de marge’ . Maar Nand heeft later, na thuiskomst veel gedichten herwerkt, overgetikt en een doorslag ingeplakt over de originele tekst. Meestal op zo’n manier dat je de ingekleefde stukken nog kan optillen om te lezen wat er onder staat. Sommige persoonlijke opmerkingen, vaak in rood potlood, zijn waarschijnlijk ook later toegevoegd. Het dagboek werd zo intensief gebruikt omdat Nand uit deze verzameling twee dichtbundels heeft samengesteld, allebei verschenen in 1951: “Het Eiland Antilia” en “De Gouden Helm”.
Daarnaast is het dagboek ook te beschouwen als een “Mini-Wikipedia”, met overname uit boeken over zeer uiteenlopende onderwerpen: filosofie (Oosten en Westen), wetenschap, kunst, literatuur en literatuurgeschiedenis (zowel voor kinderen als volwassenen), poëzie en poëtica, ruimtevaart, atoomtheorie, natuur (bloemen, planten, zwammen, edelstenen…), aardrijkskunde en kosmologie, wereldgeschiedenis, scheepsterminologie, woordenlijsten (ook vreemde talen, bv uit Polynesië), ontwerptekeningen (voor schilderijen later, ook voor thuismeubelen), tijdschriftartikels, foto’s, etc. De gekozen fragmenten die Nand overschrijft, soms vet onderstreept, geven inzicht over zijn visie en interesses.
Hoewel hij er nooit expliciet over vertelde, is de periode in gevangenschap hem heel zijn leven scherp voor de geest gebleven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de keuze om zijn gedicht “Het blad / valt / van den boom” op te nemen in zijn laatste dichtbundel “De Aardse Staat” (1987), het staat op de eerste bladzijde van zijn celdagboek en werd in geen enkele andere bundel opgenomen. Hij had zijn celdagboek dus steeds ‘binnen handbereik’.
De door Nand 317 tweezijdig beschreven en genummerde pagina’s zijn omgezet in 463 opeenvolgende ingescande bladzijden, sommige dus dubbel of driedubbel vanwege de ingekleefde verbeteringen, omdat in de digitale versie het nu eenmaal onmogelijk is om ‘het boek om te draaien’. De verwijzing naar paginanummers hieronder betreft de ingescande versie.
De voorzijde loopt van pagina 1 tot 343, de achterzijde begint onmiddellijk daarna bij pagina 344 (met de binnenzijde van het achterzijde kaft) en eindigt op pagina 464 (= kaft achterzijde).
Leestips eerste deel (pp. 1-343):
In het eerste deel vooral poëzie, poëtica, literatuurgeschiedenis en ook een lange boekenlijst.
+ De pagina’s 282 > 285 zijn de moeite waard, daarin de visie van Wladimir Weidlé, een Russisch-Franse literatuurhistoricus, fragmenten uit zijn boek “Les Abeilles d’Aristée”, over de rol van de kunstenaar in de maatschappij, met als voorbeeld de dichter John Keats en de door hem geijkte term “negative capability”. De titel van Weidlés boek zal Nand niet ontgaan zijn: net zoals Aristeus gelooft hij rotsvast dat zijn creatieve werk opnieuw zou verrijzen.
+ ‘Opmerkingen in de marge’, waar Nand verwijst naar zijn leefomstandigheden en hoe hij zich daarbij voelt: zie bv. pagina’s 168, 279, 280, 289, 294 (ontvangt weigering tot vrijlating op Kerstdag 1948).
+ Opvallend: op de pagina’s 227 > 242 gebruikt Nand het dagboek als écht grootboek: hij noteert inkomsten en uitgaven, met datumverwijzing, hoofdzakelijk voor zijn verbruik in de “kantien” van de gevangenis. Het geld krijgt hij veertiendaags toegestopt van zijn vader (meestal 100/150Bfrs), telkens op bezoekdag. Nands vader was vanuit Gistel dan een dag onderweg voor een bezoekje van 20 minuten. Hoewel Nand hem dat afraadde bleef zijn vader dit 5 jaar lang doen. ..
Leestips tweede deel (pp. 344-464) = achterzijde van het dagboek In dit deel vooral (aanzetten tot) toneelstukken.
+ Op de binnenzijde van het kaft, p. 344/345 een reeks recepten voor lekkere gerechten: in gevangenschap een hulpmiddel om bij weg te dromen en te hopen op betere tijden… (enkele van die gerechten maakte hij trouwens later klaar in zijn huwelijksleven, zo herinner ik me).
+ De meest opvallende bladzijde is 431 (77 in het dagboek zelf): het is een soort “oratio pro domo”, een verdedigingsrede in twee delen die Nand waarschijnlijk op zijn proces heeft uitgesproken (eerste aanleg + beroep), vermits enkele regels uit de beschuldigingsakte worden overgenomen, bv: “het is niet waar dat ik de trouw van de burgers aan den Koning en den staat heb aan ‘t wankelen willen brengen…”.
+ Ook enkele bladzijden (met aquareltekeningen) van zwammen, edelstenen, bloemen en kruiden, zie p. 438 > 446 + Een hoofdstukje over de atoomtheorie: > p. 458/459
Gebruik toolbar onderaan:
+ bladzijde nummer – vooruit/achteruit – bij aanklikken kan je een gewenste bladzijde intikken: dat is gemakkelijk gezien het grote aantal (bijna 500!)
+ ruitjesicoon: om paginaweergave te tonen, zoals bij pdf bestand
+ +/-: vergroten of verkleinen: door vooruit of achteruit te scrollen of bij touchscreen (tablet/smartphone) met de vingers
+ gekruiste pijlen icoon: volledig scherm
+ (…) drie puntjes: weergave keuze (bv enkel blad/dubbel blad) en geluid uitzetten bij omdraaien van een bladzijde. (Om de tel niet kwijt te geraken: Nand heeft zelf een nummering aangebracht bovenaan elke bladzijde (links/rechts), zoals gezegd komt die niet overeen met de nummering van de ingescande versie die sommige bladzijden dubbel of driedubbel toont om wat verborgen is zichtbaar te maken.)
Poëtisch Celdagboek ingescand
Manuscript:
Uitgetikte versie van het manuscript (enkel voorzijde):
Voor de beschuldigingen ten laste voor Nand zie deze pagina.
1944-1949 Chronologie gevangenschap en locaties:
Om de juiste chronologie en locaties te achterhalen werd vooral gebruik gemaakt van de memoires van Nand. Verder ook nog: brieven van zijn ouders, krantenartikels, aantekeningen in zijn poëtisch celdagboek, etc.
De tekst in cursief is steeds een citering van wat Nand zelf hierover schrijft (zie de pagina’s “Ridder Dood en Duivel” voor meer details over de gebeurtenissen).
GEVANGENSCHAP: CHRONOLOGIE, LOCATIES EN PROCESDATA
15 september 1944 (vrijdagnamiddag)
Aanhouding in zijn woning te Gistel aan de koffietafel (voor een andere beschrijving van deze gebeurtenis zie de -gecensureerde!- brief van Nands moeder hierover, waar de stigmata van Sint-Franciscus een rol spelen):
De vijftiende september hield de beruchte taxi voor de deur stil. Twee mannen met mitrailletten gewapend zaten op de radiator, alsof zij uitgetogen waren om een gevaarlijk gangster onschadelijk te maken. Een rijkswachter belde aan en liet een briefje zien door de burgemeester ondertekend: ik moest voorgeleid worden.
Dat was niet in orde met de wet, en ik trachtte het de rijkswachter aan het verstand te brengen. Maar hij bleek niet bereid om over dingen als wettelijkheid van gedachte te wisselen. Rood van woede snauwde hij mij toe: “Als ge nog iets zegt, neem ik A zoe mei!” Daar ik toevallig op mijn kousen was, en half aangekleed, heb ik maar geen beroep op de wettelijkheid meer gedaan. (…)
Ik stapte in de wagen en wij reden voort – op de drempel van het huisje met de zonnebloemen stonden twee radeloze oude mensen.
foto van moeder voor het huis in Gistel, achterzijde: “Getrokken voor mijn lieven jongen den 4 augustus 1946. Nu ben ik 65 jaar. Uw moeder”. Nand was toen geïnterneerd in de gevangenis van Antwerpen, Begijnenstraat (zie verder), bemerk ook de stempel van de censuur :
Ik werd gevoerd naar een paardenstal waarvan de vloer met een dikke laag stro was bedekt. Geen bank, geen stoel, niets dan stro, een stal dus.
Blijkbaar ging het hier om een bijgebouw van de rijkswacht in Gistel.
(Rijkswacht Gistel, 1970)
15 tot +/- 20 september 1944
Verblijf 1: enkele dagen in “de paardenstal”:
Eten mochten wij in de stal van thuis ontvangen, want daar was er geen.(…)
Dat duurde een paar dagen, intussen waren nog aangehoudenen in de stal opgesloten: de vrachtwagen die ons naar Brugge zou vervoeren geraakte dan toch nog goed vol. (…)
Verblijf 2: enkele dagen in de schoolgebouwen in de Boomgaardstraat te Brugge
Nu werd ik met andere lotgenoten in een vrachtwagen weggevoerd. (…)
In Brugge werden wij, door een groepje opgezweepte mensen uitgejouwd, ergens in een school afgeleverd. (…)
Als opgejaagd wild moesten wij het gebouw binnen snellen. Toegesnauwd door een brullende cipier: “Gezicht naar de muur!” werden wij in de gang opgesteld, en over de lokalen verspreid. (…)
Aan ons verblijf in de school kwam spoedig een einde, en weer werden wij in vrachtwagens opgeladen. (…)
“Boomgaardstraat”: waarschijnlijk het Jezuïetencollege te Brugge, nu Europacollege. Toegangspoort, Boomgaardstraat 1:
25 september 1944 (bij benadering) tot oktober 1945
Huidige toestand, barakken van toen reeds lang afgebroken:
Prikkeldraad, wachttorens en barakken, een concentratiekamp: wij waren ter bestemming. (…)
Fotobron: Erfgoedbank. Bijschrift: “1960. Muur met prikkeldraadafsluiting gericht naar de binnenzijde van de kazerne. Op het einde van de muur de oude toegang tot ‘het college van Sint-Kruis’ (het interneringskamp voor de ‘incivieken’ bij de epuratie)”.
Een eerste verhoor vond pas een jaar later plaats, op vrijdag 28 september 1945 door Inspecteur van de Staatsveiligheid Georges Van Hecke:
Over mijn eigen geval hoorde ik maandenlang niets, toen kwam geheel onverwacht een nogal onbehouwen heerschap mij verhoren. Ik moest vertellen wat ik aan letterkundig werk geschreven had, zelfs jaren voor de oorlog – dat scheen allemaal strafbaar. Bij de ondervraging over zekere teksten, die ze links of rechts gevonden hadden, bemerkte ik dat hij het verkeerd ophad, maar liet niets merken. Dàt kon nog hèt verhoor niet zijn. (…)
Maar nu hing de herfst in de lucht. De scherpe geuren van het najaar kondigden het stervend jaargetij aan: dorre bladeren ritselden rondom de barakken. Zou ik hier een tweede winter moeten doorbrengen? (…)
Er stond geschreven dat het anders zou aflopen. Er werd mij namelijk medegedeeld dat ik naar Hemiksem zou worden overgebracht. (…)
Ik nam afscheid van mijn vrienden in het kamp met wie ik zoveel maanden, soms in de grootste menselijke nood, had doorworsteld. Het leed is een sterke band, en heel wat lotgenoten kwamen mij ontroerd de hand drukken.
Woensdag 24 (?) oktober 1945
Transport met de trein Brugge-Brussel (overstappen) -Antwerpen. Verblijf 4: 1 dag en avond in het auditoraat te Antwerpen, tweede verhoor door substituut-krijgsauditeur Calewaert (zie ook de pagina “Senator Willy Calewaert“).
Wij moesten in een propvol rijtuig opstappen, en geketend tussen de mensen gaan zitten. (…) Vermoeid zoals ik het nog nooit in mijn leven geweest was, doodop is niet te veel gezegd, werd ik op het auditoraat in Antwerpen afgeleverd.
Daar moest ik uren zonder eten of drinken zitten wachten – het deerde mij niet meer, ik was als verdoofd. Gevangenen werden in en uit geleid. Wij keken elkander stom en begrijpend aan: er waren geen woorden voor wat wij doormaakten. (…)
Tegen de avond werd ik voor een auditeur gevoerd, die mij voor de vorm een paar vragen stelde. (…)
Er stond een vrachtwagen klaar voor Hemiksem, met een groep anderen werd ik opgeladen, en wij reden weg door de schemering.
Ik had niet het minste idee wat Hemiksem was. Ik zou het vandaag nog weten. Een groot en somber gebouw, dat niets had van een abdij, en alles van een vesting, die uit de avond spookachtig opdoemde.
Het verblijf daar is voor Nand een verschrikking:
Echte intimiteit was er nergens, zelfs niet op het W.C. Het privaat was het tegendeel van … privaat. Van de zaal was een kleine ruimte afgescheiden, daar had men enkele bidons gezet, van het formaat voor vuilnisbakken gebruikelijk. Daar moest je, gezellig onder elkander op gaan zitten, liefst met pijp of sigaret om opvallende redenen. Algemeen waren de voorste het meeste in trek, want wie achteraan moest plaats nemen kreeg een panorama van achtersten te zien en, om Shakespeare te citeren, “the demesnes that there adjacent lie”. Sommigen schenen dat “gewoon” te worden, anderen niet. Ik hoorde tot deze laatsten. Menselijke waardigheid was wat anders.
In januari 2022 kreeg ik een rondleiding in de catacomben van de abdij. Het was een hallucinante ervaring:
Ps: Een jonge, toen nog onbekende, Ivo Michiels was er zijn mede-gevangene.
Zaterdag 27 oktober 1945 te Antwerpen derde verhoor door substituut-krijgsauditeur Calewaert.
Donderdag 8 november 1945 te Antwerpen: laatste verhoor en in betichtingstelling.
Het transport naar het auditoraat in Antwerpen voor de verhoren gebeurde in een “bestelbusje”:
Dat ik juist tijdens dit verhoor in die sombere “abdij” ondergebracht was, maakte de zaak niet prettiger. En dan was daar dat reisje heen en terug met dat gezellig bestelwagentje, dat, indien mogelijk, de hel van Hemiksem nog akeliger maakte.
Toch vindt Nand ook hier soms troost:
Maar precies in die donkere dagen beleefde ik een moment dat ik tot de zeldzaamste in mijn leven reken. Na een afstompend lange dag in het auditoraat werden wij in de “abdij” ontscheept. Op het binnenplein was het al avond, maar hoog boven ons hoofd, vierkantig door de zwarte daken van het gebouw afgetekend, straalde een sterrenhemel zoals ik er nooit een gezien had. De hemel was niet zwart, maar violet-blauw. De sterrenbeelden schitterden met een luister en een kracht dat hun licht op ons afstraalde. Het was een ontzagwekkend gezicht. Wat had ons lijden, onze hoop te betekenen onder de afglans van de grote onverschillige eeuwigheid? (…)
Als verpletterd nam ik mijn plaats aan de tafel in. “Zwaaigen!”. Ik was thuis. Maar de aanblik van die sterrenhemel had mij over alle leed heen weer in voeling gebracht met een wereld die boven kwellingen, auditeurs, krijgsraden en tutti quanti uitrees.
Nog een plaatsbezoek in Hemiksem met wat uitleg en voorlezing uit Nands memoires (dit bezoek gebeurde enkele weken voor de rondleiding in de catacomben hierboven):
Na een maand (“eind november”) een nieuwe overplaatsing:
Eind november mocht ik, met de vrienden van “Volk en Staat” Hemiksem vaarwel zeggen. Ik had mij erover verheugd, maar het was om naar een ander oord van kwelling overgebracht te worden, de slecht befaamde celgevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen. Het proces “Volk en Staat” zou eerlang voorkomen.
Woensdag 21 november 1945 tot dinsdag 5 februari 1948:
Een grote poort, een binnenpleintje, en dan weer een poort. Een sombere gang: grauwe muren en lage ijzeren deuren, de verzuurde reuk van een gaarkeuken – wij waren aangeland. “Gezicht naar de muur!” Weer was het wachten, wachten … Wat werd er in die jaren gewacht! Wij wachtten, er was tijd genoeg.
Daarna volgt het proces “Volk en Staat” (in eerste aanleg) van november 1945 tot 30 januari 1946:
Einde november worden wij opgeladen voor het gerechtshof. Sommige vrienden zijn blij dat zij daarmee uit de cel weg zijn, ikzelf vind de cel nog verkieslijk boven dat onverkwikkelijk vertoon. In stoet, man voor man aan een gendarme geketend, word je de grote assisenzaal binnengeleid. Heel dat proces te moeten meemaken – er zijn een dertigtal beschuldigden – het staat mij maar matig aan. Ook sluit ik onmiddellijk na aankomst mijn ogen en tracht mij op iets anders te concentreren. (…)
Na ettelijke tochtjes heen en terug in de dievenkar, kwam ook mijn geval aan de beurt. (…)
Maar het proces ging voort – twee volle maanden zou het duren. Altijd weer hetzelfde vertoon: naar ’t gerecht met de dievenkar binnengeleid worden als misdadigers, elk aan een gendarme geketend. Requisitoir, pleidooien, de zielige stoet der getuigen … altijd hetzelfde scenario, een stortvloed van woorden waaraan geen einde kwam.
(verslag in “Gazet Van Mechelen, 22 november 1945, Nand bovenaan rechts)
Substituut-auditeur Calewaert vraagt voor Nand de doodstraf.
Ik zat altijd maar aan mijn oudjes te denken – hoe zou hen dat schokken. Later heb ik vernomen hoe mijn vader het bericht las in de Volksgazet: hij moest bij vrienden binnenlopen om van de schok te bekomen; eerst dan dorst hij naar huis terugkeren, waar moeder op berichten wachtte. (…)
Het veertiendaags bezoek met het vooruitzicht op een doodstraf was geen verkwikkelijk halfuur. Te meer omdat mijn oude vader het onmogelijke deed om mij gerust te stelen. Nu was dat eigenlijk niet zo nodig, er was immers nog geen uitspraak gevallen, en ik geloofde niet dat de krijgsraad op de eis van de auditeur zou ingaan.
Woensdag 30 januari 1946
Het vonnis: Nand wordt veroordeeld tot 12 jaar hechtenis.
Na een drietal weken met het zwaard van Damocles boven mijn hoofd, werden wij opnieuw in de dievenkar opgeladen voor de uitspraak. Rechtstaande moesten wij het lang aanhoren – de toon was zeer streng. (…)
Dat voor Nand de doodstraf niet werd weerhouden blijkt een hele opluchting:
Ik kreeg twaalf jaar. Bij het horen van het cijfer had ik een gevoel van onuitspreekbare opluchting: ik moest diep ademen en mezelf met alle macht in bedwang houden. De sportredacteur aan mijn zijde gaf een ruk van sympathie aan mijn mouw, maar ik kon niet naar hem omkijken: ik was precies in glas veranderd, dat bij de minste beweging zou breken.
Tot aan het proces in beroep zal nog heel wat tijd verlopen: 1 jaar en 8 maanden. In die tijd zal ook een tweede advocaat worden aangenomen. Ondertussen werd het proces van Nand losgekoppeld van het proces “Volk en Staat”.
Uit een brief van zijn (2de) advocaat blijkt dat Nand op 23 december 1947 nog steeds verblijft in de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen. We leren hieruit dat de uitspraak van Nands proces in beroep pas binnen drie weken zal volgen, dus in januari 1948.
Hij sluit bij zijn brief ook zijn pleidooi in, zie daarvoor de pagina “Pleidooi verdediging“, waaruit kan afgeleid worden hoe de akte van inbeschuldigingstelling was opgesteld.
Donderdag 4 december 1947
start proces in beroep, 2 jaar na het eerste proces. De auditeur was in beroep gegaan omdat hij niet akkoord was met het vonnis in eerste aanleg over Nand: 12 jaar hechtenis, hij had namelijk de doodstraf gevraagd.
Uit een aantekening bij het gedicht ‘De Tuin” in het “Poëtisch celdagboek” van Nand p. 140 valt de datum af te leiden van de veroordeling in beroep:
“Cel 34. Overgeschreven 25-1-48. 3 dagen voor de veroordeling in beroep! (in rood:) dus nog onder druk van gevraagde doodstraf!”
Detail datering:
Woensdag 28 januari 1948
Vonnis proces in beroep. Strafvermindering: 12 jaar hechtenis wordt 10 jaar.
“Opruiming vóór de overbrenging 5.2.48” (datum blauw omkaderd).
Bedoeld wordt de overbrenging naar de gevangenis en interneringscentrum te Merksplas:
Bijhorende tekst: “Slapende botten. Ik knoop de mantel dicht. De sterren zijn gedoofd en ik moet verder dolen, de zonne daagt niet meer en ik ben ver van huis…”
Donderdag 5 februari 1948 tot donderdag 15 september 1949
Het was dan weer de dievenkar. Benauwend, zonder lucht. Je werd door elkaar gerammeld, zag niets van de omgeving, een echte cel-wagen. En dan plots hield de wagen stil: Merksplas.
Op 31 januari 2022 bracht ik een bezoek aan het gevangeniskerkhof en las er het gedicht dat Nand er schreef:
Eerst wordt Nand er tewerkgesteld bij het onderhoud van tuinen, bossen en wegen, dit regime is heel anders dan de voorbije jaren en het bevalt hem wel:
Al dadelijk viel hier op hoe de cellen heel wat menselijker waren opgevat. Het raam was groot en luchtig. (in de Begijnenstraat zowat 40×20 – om lucht te hebben had men eenvoudig het glas stukgeslagen). Een cel als deze hier was bewoonbaar- dit was luxe! (…)
Het vooruitzicht in openlucht te werken lachte mij toe. (…)
De hele dag werkten de mannen buiten, sommigen in de bossen – en zij zagen er flink en goed gevoed uit.
Ik heb er in die jaren vaak moeten aan denken hoe er in de mens eigenlijk ook meerdere mensen zitten. Hier was ik, Vlaamse animator, die voor ontspanning zorgde, teksten voor liederen schreef, scenario’s van shows opstelde en zelf ook nog de affiches schilderde.
Wat later wordt Nand even overgebracht naar de kazerne van Turnhout . Een onderdeel van de strafmaat was o.a. een “militaire afstraffing”, omdat hij nog steeds als “onder de wapens” werd beschouwd, en dus ook als militair verraad had gepleegd:
Geheel onverwacht werd ik naar Turnhout overgebracht – waar mij op het binnenplein van de kazerne een korte plechtigheid wachtte. Daar was een dozijn soldaten aangetreden. Ik werd tussen twee man voor het front der troepen geleid. Overal in de banken zag ik frisse jonge gezichten die met brede lach het gebeuren volgden. Ten slotte werd voor een officier halt gehouden die met luiden stemme verklaarde dat ik niet waardig was de wapens te dragen – of iets in die aard. Het was de degradatie, vermoed ik. Ik had de officier rustig in de ogen gezien en was niet zeer onder de indruk. Wat wist hij over mij?
Een vraag om vervroegde vrijlating wordt in december 1948 afgewezen, een zware teleurstelling voor Nand, hij vernam het nieuws blijkbaar op Kerstdag, getuige deze opmerking in zijn Celdagboek p. 170 (de beslissing dateert van 24.12.1948). Het gedicht werd nooit gepubliceerd (zie de tekst ervan op de pagina “Aantekeningen in de marge“).
“Kerstdag 1948. Opgedragen aan de Minister van Justitie! Naar aanleiding van het verbod op vrijlating! Onmensen!”
Detail:
Donderdag 15 september 1949: (voorwaardelijke) vrijlating, in totaal heeft Nand dus de helft van zijn straf uitgezeten: 5 jaar.
Nand schrijft:
“Het wederzien met mijn goede moeder na vijf jaar opsluiting is niet onder woorden te brengen. Wij vonden toen ook geen woorden. De onstuimige omhelzing die men in films of boeken bij dergelijke omstandigheden pleegt te zien, bleef achterwege. Wij wendden ons eerder van elkander af, in de greep van een ontroering die te groot was om om ’t even wat te zeggen of te doen… Het mens liep als hulpeloos in en uit – tot de eerste schok voorbij was en de ontroering bezonk tot stille en innige vreugde. Dan nog was er niet veel te zeggen.
Het was voorbij.”
Verblijf 8: opnieuw ingetrokken te Gistel, bij zijn ouders. Hier zou Nand nog 2 jaar wonen tot 29 september 1951, dag van zijn huwelijk met Sim. Samen woonden ze vanaf dan in Weerde (nu deelgemeente van Zemst bij Mechelen).
Samengevat:
(opmerking: alle verplaatsingen, ook het vele heen en weer naar de processen, gebeurden geketend)
Vanuit zijn woonplaats in Gistel waar Nand bij zijn ouders woonde:
met “rijkswachttaxi” naar
Verblijf 1: enkele dagen vanaf 15 september 1944 in een paardenstal te Gistel (naast de rijkswachtkazerne); in open vrachtwagens naar
Verblijf 2: enkele dagen in schoolgebouwen, Boomgaardstraat te Brugge september 1944; in open vrachtwagens naar
Verblijf 3: vanaf 25 september 1944 tot 24 oktober 1945 een jaar in het Interneringscentrum “Sint-Kruis”, Brieversweg, Brugge eerste verhoor 28/09/1945 treinreis naar Antwerpen;
Verblijf 4: op 24 oktober 1945 1 dag en avond in het auditoraat te Antwerpen. tweede verhoor 24/10/1945; vrachtwagen naar Hemiksem voor
Verblijf 5: vanaf 24 oktober 1945 ongeveer 1 maand tot 21 november 1945 in het interneringscentrum Abdij Hemiksem. derde verhoor 27/10/1945 heen en weer in ‘dievenkar’ voor verhoren naar Antwerpen; laatste verhoor en inbeschuldigingstelling 08/11/1945; bestelbusje/’dievenkar’ (?) naar Antwerpen voor
Verblijf 6: vanaf 21 november 1945 tot 5 februari 1948 2 jaar en 2 maanden in de gevangenis van de Begijnenstraat 42 te Antwerpen Eerste proces december 1945/ vonnis: 30 januari 1946
Nand wordt veroordeeld tot 12 jaar hechtenis.
(Het proces in beroep volgt pas 2 jaar later) Proces in beroep 4 december 1947/vonnis: 28 januari 1948
Nand wordt veroordeeld tot 10 jaar hechtenis; bestelbusje/’dievenkar’ (?) naar Merksplas
Verblijf 7: vanaf donderdag 5 februari 1948 tot donderdag 15 september 1949 een jaar en 8 maanden in gevangenis en interneringscentrum Merksplas;
(vrijlating) treinreis naar Gistel vanaf donderdag 15 september 1949 opnieuw te Gistel bij ouders
Totale interneringstijd 5 jaar (15 september 1944/15 september 1949), de helft van zijn straf.
Eerherstel volgde pas in 1964.
Overzicht verschillende interneringscentra. Nands vader vertrok steeds vanuit Gistel op bezoek, en dit vijf jaar lang, tweewekelijks. Om Hemiksem en Merksplas te bereiken had hij telkens een volledige dag nodig, voor een bezoekje van 20 minuten.
Uit het Celdagboekvan Sim blijkt dat op een bepaald ogenblik alle leden van het gezin geïnterneerd waren (oktober, november, december 1944). Vooraan schrijft Sim een aftelkalender “Septemberdagen 1944” die loopt tot eind november 1944. Daar schrijft ze op welke dag welk gezinslid werd aangehouden. Uit haar notities vernemen we wie, waar en wanneer werd aangehouden en/of vrijgelaten.
Toen het huis van de familie een tijdlang onbewoond was werd het geplunderd. Omwille van de bedreigingen werd besloten het huis te verkopen en trok de familie een tijdje in bij familie in Brussel (Finneke, zus van Sim werd voor het huis zwaar mishandeld en toegetakeld en belandde een tijd in het ziekenuis). Daarna werd een huis aangekocht in Schaarbeek.
Chronologie:
Moeder (“Maken”):
Aangehouden: vrijdag 8 september 1944
Verblijf: eerst gevangenis Tienen, daarna Centrale Gevangenis Leuven
Vrijgelaten: na 15 weken op vrijdag 22 december 1944
Geen veroordeling
Sim schrijft in haar “Celdagboek”:
“22 December (1944). Vrijdag. De beslissende dag. We zitten vol zenuwen – We bidden ons rozenhoedje naast het stalletje – de uren kruipen traag –Adolphine heeft veel hoop–
Ik hoor de terugkomenden – het duurt uren en… eindelijk komt Ma me goedendag zeggen. Ze is vrij! Vrij na 15 weken in den Belgischen kerker!! Ze heeft zich kloek en moedig gedragen. ‘k Ben fier op ons dapper Moeke! –”
Vader (“Paken”)
Aangehouden (?) 6 oktober 1944
Vrijgelaten: na 3 maanden op zondag 31 december 1944
Verblijf: gevangenis Tienen
Geen veroordeling
Sim schrijft in haar “Celdagboek 2”:
“6. (Januari 1945) Mis. ‘k Zie Adolphine. Vanmorgen brengt ze het heerlijke nieuws per brief. Pa is vrij sedert 31 al”.
Zus Adolphine (“Finneken”)
Aangehouden: maandag 9 oktober 1944
Vrijgelaten: na 4 maanden maandag 12 februari 1945
Verblijf: Centrale gevangenis Leuven
Geen veroordeling
Sim schrijft in haar “Celdagboek”:
“12 (februari 1945). ‘k Schrijf nog naar ons Phineke. Ze komt reeds te 4 uur terug en vrij. Onze Pa is hier en ze komt goeien dag zeggen. ‘k Ben onuitsprekelijk blij. Ik tors nog alleen de pijn voor ons huis dat troost me!
Broer Albert (“Bert”)
Aanhouding 1: woensdag 4 oktober 1944
Vrijlating 1 (voorlopig): na 1 maand op woensdag 8 november 1944
Verblijf: Gevangenis Tienen
Sim schrijft in haar “Celdagboek 2”:
8 Nov (1944) bij Piet Simons (= advocaat) – Bert is vrij te Brussel! Pa stelt het wel. Thuis is wellicht alles goed”.
Aanhouding 2: donderdag 21 juni 1945
Veroordeling: 5 jaar
Vrijlating 2: (voorwaardelijk): na 2 jaar en 11 maanden op maandag 24 mei 1948
Verblijf: gevangenis Vorst
Sim
Aanhouding 1: woensdag 6 september 1944
Vrijlating 1: zaterdag 9 september (4 dagen)
Verblijf: gevangenis Tiensestraat, Leuven
Aanhouding 2: maandag 2 oktober 1944
Vrijlating 2: (voorlopig) na 4 maanden op maandag 12 februari 1945
Verblijf: Centrale gevangenis Leuven, Cel 333D
Aanhouding 3 : vrijdag 10 januari 1947
Veroordeling: 3 jaar / In beroep: 2 jaar
Vrijlating 3: (voorwaardelijk) na 12 maanden op maandag 24 december 1947
Verblijf: gevangenis Vorst (Brussel)