Slotzusters

Weg van de zusters
ben ik gegaan,
verkeerde regen
op mijn hoofd
verkeerde cijfers
in mijn ogen
toen ik het zand
telde dat
tussen vleugels
oplichtte,
gedragen echter
door
een heilig schoeisel
worden alle lasten
lichter en als
ik mijn ogen
door de donkerte
laat priemen
verschijnt het licht
dat enkel
zichtbaar wordt
als muren ons omringen,
slotmuren, cellen,
kruisen, kerken,
weg van de zusters.

(Hotel-Restaurant-Tearoom ‘Graaf van Vlaanderen’
’t Zand 19, 8000 Brugge, zaterdag 8 juli 2023, 17:00)

Geschreven na deelname aan de “Weg van de Zusters”, een wandeltocht tussen Gistel en Brugge naar de Sint-Godelieve Abdij aldaar. Ik haalde 20km van de 40.
400 jaar geleden werden de Benediktinessen verdreven uit hun Abdij te Gistel, en stichtten een nieuwe abdij te Brugge. Dit werd vandaag, éénmalig, herdacht door opnieuw “hun weg te gaan”.
Toen ik 2 maanden oud was , in augustus 1955, werd in Gistel het massaspel “Godelieve-van-Gistel” opgevoerd in de “Ten Putte” abdij te Gistel, geschreven door mijn vader Ferdinand Vercnocke, de verschillende voorstellingen werden toen bijgewoond door meer dan 10.000 toeschouwers. Ik wandelde dus mee om één en ander te herbeleven en te herdenken.

Embrassade

les cheveux
dans le vent
ce qui est important
c’est de ne pas se laisser
emporter
mais de bouger
et s’allonger
sur les vagues
qui se dispersent
entre les plis
du temps
là bas il y a
l’éternel
mouvement
des bras qui s’ouvrent
à ceux qui ont
les cheveux
dans le vent

Antwerpen, Kipdorpbrug, zaterdag 18 juni 2023, Café “Tante Lies”, voor Selena

Relaxing at the Garden Chapel

Just me, relaxing in the garden, on a very warm day, listening to music and reminiscing… Songs: “De Roos”, Ann Christy and “Immortels”, Alain Bashung. Extra footage of me on a roadtrip in Normandy, Falaise, Autoroute A31.

Het Vliegenpapier

Dit is een kortverhaal van Robert Musil (1880-1942), een experimenteel Oostenrijks schrijver en grondlegger van het essayisme, na de publicatie van zijn ‘magum opus’ “De man zonder eigenschappen”, werd hij genomineerd voor de Nobelprijs literatuur.
In dit kortverhaal beschrijft hij met microscopische blik de doodstrijd van vliegen, aangetrokken door de lijm op “het vliegenpapier”. Die blik is voor de lezer/luisteraar erg confronterend, omdat Musil op deze wijze ons een spiegel aanbiedt.

De header hierboven en de ‘thumbnail’ van de video toont het beroemde beeldhouwwerk ‘De Laocoöngroep’ uit ca 20-40 v.Chr. Ik koos deze omdat Musil in zijn kortverhaal hiernaar verwijst.
Het verhaal achter deze afbeelding is dat de Trojaanse priester Laocoön de Trojanen wilde waarschuwen om het paard van Troje niet binnen te halen. Volgens de overlevering werden de priester en zijn zoons vervolgens gewurgd door slangen van Poseidon. Uitgebeeld wordt het moment waarop Laocoön en zijn zoons gewurgd worden door twee slangen die gestuurd zijn door Poseidon (of Pallas Athena)‘.

Hier mijn voorlezing. Luistertijd: 8 minuten.

Papa (voor Vaderdag)

Je bent niet meer hier
je bent nu daar klinkt
tussen muren hier een
lied, alsof ik je nu zo
maar vergeten kan,
alsof je niet meer bent,
hier, te midden onze
clan, alsof, alsof, alsof,
alsof we nu maar stil
geruisloos moeten doen,
doen alsof, met foto’s,
beelden, kleuren die je
achterliet, en geuren,
’t enige tastbare dat
nog van je blijft, maar
’t blijft alsof, alsof je
ons nog met je mantel
vol van Liefde stilletjes
bedekken wil. Maar ik,
ik weet nu beter wel,
want net heb ik je stem
gehoord, je klonk plots
even zacht en warm,
zo zonneklaar, zoals
altijd, zoals je mij,
die ongeschonden,
ongerept, en vol, zo
vol verwachting pas
op deze wereldbol
kwam piepen, in je
twee sterke handen
nam, mij droeg, mij
zachtjes streelde , dan
fluisterde en zei: lief
kind, hier ben ik nu,
vertrouw me maar,
geloof me vrij, want
het is waar, écht waar,
wees welkom hier, en
nee, o nee, niet zwaar,
niets zwaar, ik ben
nu hier en niet meer
daar, zie je het niet,
je bent zo licht, zo
zonnehelderklaar.

(foto: Ferdinand Vercnocke, mijn vader, op het strand te Oostende, voor de Koninlijke Gaanderijen, zomer 1938, 32 jaar, blik pal naar de einder, zijn geliefde Noorden, voor zijn biografie zie: “Raratonga“)

Moeder


De laatste ademtocht
lost op, en
vleugelt naar
die einder
waar de eerste
ooit begon,
en meer nog
voor wie leven geeft
want die ontvangt
de zegening,
de wandeling
naar het eeuwige
begin

(foto: Sim Wolfs, Brussel, donderdag 24 augustus 1944, 25 jaar, mijn moeder. Nog geen twee weken later werd België bevrijd. Voor haar biografie, zie: “Raratonga“)

Lippenpaar

Er is geen naam of
hij is al gegeven,
onder de schaduw
van een hand die
oplegt om
de vrucht te zegenen
die groeit uit het lied
dat in gevouwen samenhang
gezongen wordt,
de dagen dragen hier meer licht
dan ze bevatten kunnen,
wolken zijn er niet,
die komen later,
op het ritme van hun adem,
aangeblazen door de mond
die nu een naam uitspreekt,
je aanroept,
je herkent
en je ontvangt,
aanwezigheid die
enkel aan een lippenpaar
zich openbaart.

(Geïnspireerd door kelner Jef,
Cafetaria ‘De Meander’, De Plas, Rotselaar, donderdag 8 juni 2023, 14:30)

(“O, then, dear saint, let lips do what hands do;
They pray, grant thou, lest faith turn to despair”,
Romeo & Juliet, Act 1, Scene 5)

Bij de moord op Mahatma Ghandi

(voor achtergrond en duiding, zie de hoofdwebsite: “Raratonga“)

Op de dag van de uitspraak van Nands proces in beroep, vrijdag 30 januari 1948, werd aan de andere kant van de wereld Mahatma Ghandi vermoord. Dat maakte een diepe indruk op Nand (die bv in de cel yoga beoefende).

Nand schreef nooit expliciet over zijn emoties tijdens die jaren (behalve af en toe een opmerking in de marge als: “Vrieskou”, “Mag geen vuur maken”, etc.).
Het waren zijn gedichten die dit toonden, vaak over een historisch personage met wiens lot hij zich verbonden voelde.

Zoals in dit gedicht.
De titel “De Onaanraakbare” verwijst naar de ‘dalit‘  (asprishya):

een groep mensen in India onderaan de maatschappelijke ladder. Zij zijn buiten het Indische kastenstelsel gesloten‘.

Nand schreef dit gedicht drie weken na de moord (zie manuscript onderaan).

DE ONAANRAAKBARE / BIJ DEN MOORD OP GHANDI

Onrein, ik ben onrein,
Krishna heeft het bevolen :
in lompen moet ik dolen,
met kruipgedierte kruipen,
door klamme stegen sluipen,
onrein, onrein.

Raak mij, raak mij niet aan,
ontheilig niet uw handen
aan ‘t klevend kleed der schande;
schuw mij en sluit uw deuren,
mijn schaduw zou besmeuren,
wijk uit mijn baan!

Onrein, ik ben onrein,
de rechtszaal uitgesloten,
uit God’s koel Huis gestoten;
bezoedeld zijn mijn schreden,
mijn bevende gebeden
onrein, onrein.

Ik heb noch huis noch koe,
geen wiel om wol te spinnen,
geen pan om zout te winnen;
in ‘t bijtend stof der wegen
doodmoede neergezegen,
doe ‘k de ogen toe.

Bont stuift de straat voorbij :
rajah’s, en palankijnen
met purperen gordijnen;
bedelaars, koelies, santen,
ossen en olifanten;
lama’s in gele pij.

Gaat allen vroom uw gang,
sluit zedig uw gordijnen,
brandt wierook voor uw schrijnen;
koopt zijde en draagt juwelen
waarin de sterren spelen…
Gaat en leeft lang!

Ik heb noch wil noch wens,
niets kan mijn nood bekoren,
ik ben beroofd geboren ;
moedeloos moet ik dolen,
Krishna heeft het bevolen :
ik ben geen mens.
Onrein ben ik, onrein;
voor mens en dier te mijden,
draag ik den doem van ‘t lijden.

Maar rijker dan karavanen
dan rajah’s, dan brahmanen
maakt mij mijn pijn.

Eert mij, gij die mij tart,
smaalt eerder op uw goden,
hoont mensen, hun geboden…
Krishna, die mij doet kreunen,
mijn gril leert niemand steunen:
ik heb een hart.


Het oorspronkelijke manuscript, geschreven in de Gevangenis van Antwerpen. Onderaan het gedicht (zie pijl rechts) schrijft hij:

(21-2-48) Cel 34 (Het was zeer koud- en geen verwarming!


In de krantenkop hierboven worden Ghandi’s laatste woorden geciteerd: “Ram! Ram!” wat een hulpkreet is naar God (‘Rama’, cfr de bekende mantra), maar in dit artikel wordt beweerd dat hij helemaal niets zei:

The death also came as the final blow to an already “disillusioned Gandhi”, Kalyanam Venkitaraman (85), Gandhiji’s then personal assistant says. “He died a disheartened, disillusioned and disappointed man,” Venkitaraman said. The communal clashes in the country had already saddened Bapu, leading to his death being filled with “disillusionment and disappointment”, he said. “He did not utter a word after being shot”.

Cantique Spirituel

Er is niets in handen,
niets om handen, niets
aan handen dat gebonden
wordt door niet uitgesproken
woorden, zoals de vingers van
je vleugels tintelend vertellen
over verheid, zachte overgave
en geluk, zoals over horizonten
duizend zonnen zinken in een
kanteling, zoals dit zwijgen dan,
dit zingen: er is niets in handen,
niets om handen, niets aan
handen dan het laten vieren,
jubelen, zoals de cijfers hier
getuigen, de stille wakers
van de overkant.

Thiviers, France,
3/8/2012
20:22-20:28
Bar Restaurant

(geschreven in “poésies complètes”,
Jean de la Croix, 3ième ed. Ibériques José Corti, 2003, p.21,
ISBN 2-7143-0424-9)





Raratonga: De Liefdesbrieven

De eerste liefdesbrief van Nand aan Sim (mijn ouders). De ondertitel van de biografie RARATONGA: “De Zingende Ziel der Dingen” komt uit deze brief. Daaronder, twee dagen verder, het antwoord van Sim. Honderd brieven en een jaar later volgde het huwelijk.

(Opmerking: De volledige briefwisseling, chronologisch geordend, kan je hier lezen en enkele inleidende beschouwingen over het ontstaan, een leeswijzer met duiding en een poging tot karakterdoorgronding van Nand en Sim zijn hier te vinden)

Gistel, den 6de Oogst 1950
Kleine Warande 22

Beste Simone,
Ik hoop dat jullie na den “romantischen” (1) nacht goed zijn thuisgeraakt. Jammer dat dergelijke nachten moeten eindigen! Men hoorde zó te kunnen voortleven: “and so live ever…” Ken je Keats’ heerlijk sonnet “Bright Star…” (2) Muziek in den koelen nacht, sterren en maan even boven de duistere bomen… het is een sfeer die met werkelijkheid schier niets te maken heeft en toch zo intens werkelijk is.
Nu heeft de stilte van het alledaagse ons weer ingesloten – een stilte die luid roept hoe leeg zij is. En ik betrap mij erop dat ik zalig in het ijle zit te glimlachen. Na zoveel lijden en eenzaamheid (3) was de Kriekenberg (4) zo ongelooflijk schoon en verkwikkend. Laat ik het rechtuit bekennen: de zacht stille vriendschap die je mij hebt betuigd heeft mij goed gedaan. Ik ben gelukkig dat ik deze ogenblikken beleefd heb. Zij hebben voor mij weerom de diepe heimelijkheid der dingen ontsloten, het contact gelegd met de verborgenheden dewelke leed en wrok en kommer hadden overwoekerd. Nadat ze lang gezwegen hadden, (5) hoorde ik weer de zingende ziel der dingen (6), die jij, zo vernam ik gisteren voor het eerst, weleens hebt gehoord.
Ik zal het op prijs stellen eens iets van jou hand te kunnen lezen. Stuur mij bij gelegenheid ’t een of ’t ander op.

Met oprechte, hartelijke groeten, uw
Nand

Commentaar

(1). Na den romantischen nacht: Een verwijzing naar de dag ervoor en het tuinfeest in Villa Kriekenberg waar Nand en Sim elkaar voor het eerst ontmoetten (zie hierover de pagina “Het Tuinfeest“).
Blijkbaar was de avond intiem geëindigd (o.a. met een nachtelijke wandeling langs de Leie…), en Nand neemt onmiddellijk het initiatief om zich dit momentum niet te laten ontglippen.

(2). Het gedicht van Keats, het citaat komt uit de laatste versregel:

Bright Star
John Keats (1795-1821)

Bright star, would I were stedfast as thou art—
Not in lone splendour hung aloft the night
And watching, with eternal lids apart,
Like nature’s patient, sleepless Eremite,
The moving waters at their priestlike task
Of pure ablution round earth’s human shores,
Or gazing on the new soft-fallen mask
Of snow upon the mountains and the moors—
No—yet still stedfast, still unchangeable,
Pillow’d upon my fair love’s ripening breast,
To feel for ever its soft fall and swell,
Awake for ever in a sweet unrest,
Still, still to hear her tender-taken breath,
And so live ever—or else swoon to death.

Over dit gedicht (zie Wikipedia):

“It is unclear when Keats first drafted “Bright Star”; his biographers suggest different dates. Andrew Motion suggests it was begun in October 1819. Robert Gittings states that Keats began the poem in April 1818 – before he met his beloved Fanny Brawne – and he later revised it for her. Colvin believed it to have been in the last week of February 1819, immediately after their informal engagement.

The final version of the sonnet was copied into a volume of The Poetical Works of William Shakespeare, opposite Shakespeare’s poem, A Lover’s Complaint. The book had been given to Keats in 1819 by John Hamilton Reynolds. Joseph Severn maintained that the last draft was transcribed into the book in late September 1820 while they were aboard the ship Maria Crowther, travelling to Rome, from where the very sick Keats would never return. The book also contains one sonnet by his friend Reynolds and one by Severn. Keats probably gave the book to Joseph Severn in January 1821 before his death in February, aged 25. Severn believed that it was Keats’s last ever poem and that it had been composed especially for him.
The poem came to be forever associated with the “Bright Star” Fanny Brawne – with whom Keats became infatuated. Gittings says it was given as “a declaration of his love.”
It was officially published in 1838 in The Plymouth and Devonport Weekly Journal, 17 years after Keats’s death.”

(3) “Na zoveel lijden en eenzaamheid…”: is een verwijzing naar de tijd die Nand doorbracht in gevangenschap (1944-1949) na zijn veroordeling voor publicaties in collaborerende tijdschriften en kranten (zie uitgebreide info hierover in het menu “Voorgeschiedenis” of op deze site “Een ingrijpen van hogerhand“).

(4) “Kriekenberg”: een verwijzing naar “Villa Kriekenberg” in Sint-Martens-Latem, (Deurle aan de Leie), waar het tuinfeest plaatsvond en de eerste ontmoeting van Nand en Sim. De Villa bestaat nog steeds, maar is in privébezit. Zij werd gebouwd in 1934 door architect André Claessens, informatie zie “Inventaris Onroerend Erfgoed“.
Tekening van de villa op het programmaboekje van het tuinfeest door “Erwalt”:

Villa Kriekenberg jaren ’50, foto met dank aan familie Van den Abeele, Sint-Martens-Latem
De eerste ontmoeting, zaterdag 5 augustus 1950, tuinfeest Villa Kriekenberg, Sint-Martens-Latem. Vlnr: Nand, Griet Gonnissen (vriendin van Sim), Bert (broer van Sim), Sim, bevriend echtpaar Cloet-Van Ceulen

(5) Nand verbetert in de uiteindelijke versie nog “hadden” naar “had”: zelf betrapte ik me ook op deze fout bij het nalezen en overtikken van deze brief: je hebt de neiging om “hadden” te zeggen/schrijven, naar analogie met “der dingen”, maar “ze” verwijst naar: “de zingende ziel”, en niet naar “der dingen” dus enkelvoud. Een bewijs dat Nand zijn brieven zorgvuldig naleest.

(6) “de zingende ziel der dingen”: deze woorden verlenen de titel aan dit verhaal.


Anwtoord van Sim, twee dagen later, haar eerste brief aan Nand

Brussel, 8ste Oogst 1950

Mijn beste vriend,

Je schrijven heeft me onzeggelijk verheugd en de herinnering aan een volle zomeravond (1) minder weemoedig gemaakt – klinkt het vreemd? – voor mij zit aan elk geluk een zomeke weemoed vast, zelfs in drukke bezigheden ontgaat ze me nauwelijks. Wat me bijbleef sinds onze “fantasia-avond” (2) zal me lang nog geheugen.
Is het geen schone Godsgave een broze herinnering dagenlang vast te houden: gaaf en steeds opnieuw bereid voor elk ragfijn uitspinnen van elk woord en elk gebaar?
Heeft alle verbittering en ontgoocheling der jongste jaren (3) ons al te ontvankelijk gemoed nog nauwer afgestemd op hetgeen je zo intens waar noemt: “de zingende ziel der dingen” – waar voerde men ons heen indien we in elke dag de aanhef van een nieuw lied niet vermoeden konden en indien we het moeizaam ontdekken in het goed dat we nog dromen kunnen.
Het was een onstuimig vol accoord dat me doorheen de landelijke nachtreis naar de grootstad begeleid heeft (4) en nog nazindert ergens verloren rondom mij in je brief van deze morgen – in de voegen van m’n krakend wagentje (5) – langsheen de Kempische hei, de lommerwegen ver over de mastebossen (6) maar bijna heb ik de weigere woorden vast zó nabij is me ’t geluk vandaag. Zie je Nand, jongen “het leven is schoon en de mensen goed” schreef ik eens overmoedig op de nuchtere celwanden (3). Men heeft me toen met veel meelij bekeken en soms was het zeer hard er naar te kijken en toch is er zo weinig nodig om dit motto als een gangbaar motief met je mee te dragen. Ik had een goeie dag vandaag (7), kwam het met je schrijven, wellicht tussen de zakelijke beslommeringen? Of van de simpel klare zon? Ik hou ervan, die vlakke warmte, m’n gezicht zit er vol van, verblindend! Geluk ligt vandaag overal in een lied en in een dankbaar hart. Mag ik het je zingen ietwat beschroomd met ’n tikje plankenkoorts, hou je er rekening mee? Ben je een strenge critieker? Wees mild – het is een première van uit een eenzame kemenade (8) “und die Muse gewidmet” ! (9) –

Laat nooit Uw woord mijn schaam’le zin ontrijzen
waar hield me deze nood nog aan het leven vast?
Ik keerde dwazer weer van vele reizen
maar ruilde geen verhoor mijn tijdeloze last.

Doch steeds met nieuw en mildere bewijzen
– al werd ik om geen droom nog kinderlijk verrast –
zou ik de oorsprong van elk leed verwijzen
naar het verheerlijkt beeld, waarbij een vreemde gast

Mijn haperend woord verklaart dat aan een vragen trilt
onuitgesproken want – aan d’eerste klank verstild –
Laat mij aan uwe zij de gave reis beginnen
om ’t lastig kommeren der mensen en der zinnen
en voer ter hemelvaart een dwaas bemoederd kind
naar het beheerst gebied dat aan Uw woord begint. (10)

Met n’innige groet!

Je Sim Wolfs

Commentaar

(1) “de herinnering aan een volle zomeravond”: verwijzing naar het tuinfeest in “Villa Kriekenberg” van 5 augustus, dag van hun eerste (bewuste) ontmoeting.

(2) “fantasia’-avond”: zou kunnen verwijzen naar de film “Fantasia“van Walt Disney uit 1940 met bijhorende muziek van bv. Bach, Tchaikovsky, Beethoven etc.

(3) “bittere ontgoocheling der laatste jaren”: Sim werd ook getroffen door de repressie na de bevrijding van België in september 1944. Zij was in de vroege oorlogsjaren gouwleidster geweest voor Leuven van de Dietsche Meisjesscharen -zie hierover de scriptie van Severine Jans (pdf pp. 59)- en verbleef tweemaal in voorarrest (oktober ’44 tot februari ’45 in Leuven Centraal en het jaar ’47 in de gevangenis van Vorst).
Uitgebreide informatie hierover in het menu “Voorgeschiedenis”.
Sim was zeer goed bevriend met Jetje Claessens, leidster van de Meisjesscharen. Sim schreef voor haar een welkomstwoord toen Jetje op bezoek was in Vlaanderen vanuit haar ballingsoord in Argentinië (1991), dit werd overgenomen op het overlijdensprentje voor Jetje (1995). De idealen van toen blijken nog niet vergeten…:

(4) grootstad: Brussel (Schaarbeek). Na de bevrijding verhuisde het gezin van Sim in 1945 noodgedwongen vanuit Sint-Joris-Winge naar Schaarbeek. De Vlaamsgezindheid van het gezin werd hen kwalijk genomen. Dit alles gebeurde trouwens in de nasleep van het drama te Meensel-Kiezegem van augustus 1944, een buurgemeente van Sint-Joris-Winge. Een collaborateur werd door het verzet in onduidelijke omstandigheden neergeschoten en een gruwelijke vergeldingsactie volgde die nog tot op de dag vandaag de gemoederen in deze gemeente beroert. Sim en haar familie kenden vele van de betrokkenen (langs beide kanten) persoonlijk, één van de weggevoerden, die overleed in KZ Neuengamme, was een familielid.

(uitgebreide info hierover in het menu “Voorgeschiedenis”)

(5) “krakend wagentje”: een Volkswagen Kever

(met het “krakend wagentje” voor het huis in de Kleine Warande te Gistel waar Nand woont)

(6) mastebossen: Sim verloor haar job in het onderwijs (ze was regentes Frans, Nederlands, Geschiedenis en Aardrijkskunde) omwille van haar betrokkenheid als gouwleidster van de Dietsche Meisjesscharen. Om den brode nam ze verschillende jobs aan (o.a. vertaalster in het Slachthuis van Anderlecht en redactrice van het literair tijdschrift “Nieuw Gewas”, waar ook de schrijver Roger Van de Velde deel van uitmaakte) tot ze een vaste job vond als vertegenwoordigster van koekjes en chocolade voor de firma “Van Loo“, en doorkruiste dagelijks het Vlaamse land, vooral Antwerpen en Limburg. Het zou nog duren tot begin jaren ’60 vooraleer Sim opnieuw vast werk vond in het onderwijs, na 21 interims… “Mastebossen” is een verwijzing naar de bossen in Kapellen (Antwerpen) langs de Kalmthoutsesteenweg.

(7) “ik had een goeie dag vandaag”: kan dubbel zijn: ze voelde zich gewoon goed, of ze had die dag een goed verkoopcijfer gehaald (zie hierboven).

(8) “kemenade”: een warme, gezellige kamer. Een kemenade was in Middeleeuwse burchten de belangrijkste en gerieflijkste ruimte, met open haard en meestal de enige die verwarmd was, zie Wikipedia.

(9) “und die Muse gewidmet!” : letterlijke vertaling: “aan de Muze toegewijd”, de term “gewidmet” is een veel voorkomende beleefdheidsaanspreking in muziek en literatuur.

(10) Dit is één van de laatste gedichten die Sim zal schrijven. Ze zal het dichten slechts – sporadisch – opnieuw opnemen na Nands overlijden., bijna 40 jaar later… De uitleg hiervoor is te vinden in haar Memoires, zie aldaar.

De volledige liefdesbriefwisseling vind je hier

Zie ook op deze site over Sim: “Oh To Escape. Het motto van Sim

Bij het graf van James Ensor

BIJ HET GRAF VAN JAMES ENSOR (Ferdinand Vercnocke)

(Naast het duinenkerkje van Mariakerke)

Onder dit ruige metselwerk
van baksteen en cement
rust gij dus nu. De plaats is mij bekend:
de oude doden en de kerk,
een grijze toren
tussen duin en dorp verloren –

ik dwaalde er hieromtrent,
een knaap nog en een eenzaam kind;
het was er koel en stil ik hoor
de ruitjes in het lege koor
nog sidderen in de wind.

’t Is jaren her. Maar wat het was
is het niet meer: het wilde gras,
’t vermolmde hout, de scheve zerken,
’t werd alles opgeruimd… Ik wed
dat deze paden, deze groene perken,
zorgzaam gemaaid, en dan dit stijve bed,
Meester, u niet bevallen.

Het rusten moet u moeilijk vallen
onder geboomt dat, als gedrild,
staat op een rij. Gij had dit schoon verblijf
voorzeker minder deftig, minder stijf,
wat schilderachtiger gewild.

‘k Zie, u, mij dunkt, bij nacht, als luid
de zeewind om de toren fluit,
slapeloos opstaan uit uw stenen bed
en dolen gaan, een huiverend skelet
door stuivend zand, waar een verlichte ruit
in ’t vaal gehucht u noodt…

Maar naast het gloeiend kachelrood
vindt gij geen heul, want gij ontwaart
aan elke haard
maskers, en geen mensen. En ‘k vermoed
dat heimelijk gij monklen moet
telkens als een hoge hoed
uw lof komt uiten.

Eens liet het burgerdom u buiten;
maar nu gij, Meester, niet meer schimpen zult,
delgen wij onze schuld
met een gemetseld monument
van baksteen en cement.

(ps De afscheidsviering van Ferdinand Vercnocke vond plaats in dit kerkje en 13 april is de geboortedag van Ensor.
Tijdens zijn wandelingen die hem naar de dijk te Oostende voerden, ontmoette hij Ensor soms. De begroeting verliep steeds op dezelfde manier:
Ensor: “Goedendag meneer de dichter” (waarop Ensor zijn hoed afnam en beleefd een kleine buiging maakte, leunend op zijn wandelstok). Nand antwoordde even beleefd met een hoofdknik: “Goedendag meneer de schilder”, waarop zich dan meestal een hartelijk gesprek ontwikkelde over koetjes en kalfjes. )

voor de biografie van Ferdinand zie Raratonga