In zijn “poëtisch celdagboek” vond ik deze pagina, twee uiteenzettingen van Nand waarin hij zich verdedigt tegen de beschuldigingen. Een “oratio pro domo”
Zeer waarschijnlijk heeft hij dit voorgelezen in de rechtbank.
Het eerste pleidooi is in blauwe inkt, waarschijnlijk voor het eerste proces, want de verdediging daaronder is in zwarte inkt en in de marge staat “Ber. 20/6”, vermoedelijk de afkorting voor (het proces in) “Beroep”, waar Nands zaak werd losgekoppeld van het proces “Volk en Staat” en hij individueel werd berecht. Het proces in beroep zal pas starten op 4 december 1947, het vonnis valt op 28 januari 1948 (zie de pagina “Interneringscentra en Procesdata“).
“Bij mijn collaboratiepolitiek heb ik steeds als voorwaarde vooropgesteld het behoud van ons volksbestaan. Ik heb hardnekkig alle politiek bestreden die mij toescheen een aanslag te zijn op dit beginsel. Ik kan mij in de methode van mijn strijd vergist hebben, ik heb mij zeker niet vergist in het hoofddoel mijner bestrevingen.
Deze Vlnat politiek was niet gericht tegen de Belgische staat. Er is meer. Waar ik vóór den oorlog een der voorvechters geweest ben van de federale omvorming van den staat, was ik tijdens deze oorlog de mening toegedaan dat niet alleen deze staat, dat zelfs de unitaire staat, ons volksbestaan kan helpen stutten en beschermen. Deze opvatting is misschien en gevolg geweest van toevallige en voorbijgaande omstandigheden; zij is niettemin het feit waarmede, bij de beoordeling mijner politiek, moet rekening gehouden worden. Ik heb tijdens de oorlog dikwijls genoeg getwijfeld en geaarzeld; steeds heb ik, na rijp overleg ook met mijn beste kameraden, deze weg gekozen die mij het best toescheen in den dienst van mijn ideaal en van mijn volk. Mijn ganse leven is geweest en is gebleven de belijdenis van ons oude Wilhelmus van Nassauwe: Den vaderland getrouwe Blijf ik tot in den dood.
Ber. 20/9 Ik heb steeds maar 1 doel gehad en 1 betrachting: mijn volk en zijn land naar mijn best vermogen kunnen te dienen. Het is niet waar dat ik de trouw van de burgers aan den K. en den St. heb aan ’t wankelen willen brengen; het is niet waar dat ik den Belgische St. en onze onafhankelijkheid heb willen vernietigen. Ik heb gevochten voor het behoud van ons eigen wezen, voor het behoud van onze politieke zelfstandigheid, tot op het ogenblik van mijn aanhouding door mijn eigen bondgenoten. Ik heb gestreden voor het behoud van mijn volk en de B. St. in de ordening van het Nieuwe Europa dat ik verwachtte, omdat ik in dezen staat in de gegeven voorwaarden de waarborg zag van ons eigen wezen als Vl. en als Nederl.”
Hier een krantenartikel (De Standaard) over “de zaak F.V.”, het is een objectief verslag over het proces in beroep.
(zie ook de pagina “Proces in beroep“, waar dit artikel staat uitgeschreven)
Verder zijn er nog volgende brieven:
Brief aan Robert (geëmigreerd naar USA en Amerikaans staatsburger geworden) geschreven na het proces, waarin Nand hem vraagt om en getuigschrift van zijn “werk in gevaarlijke wateren” voor “de zaak der Verenigde Naties”, ter ontlasting op een eventueel proces in beroep:
Beste Broer Robert
Gij vermoedt wellicht, en terecht, dat ik nog altijd niet vrij ben. (De oudjes weten niet dat ik U schrijf. Spreek er ook niet over). Doch het ligt, geloof ik in uw macht mij te helpen. Gij hebt als Radio-operator de zaak der Verenigde Naties gediend – wellicht kunnen uw verdiensten mij enigszins ten goede komen. Ziehier: Zoudt gij geen officieel getuigschrift kunnen krijgen van uw werk in gevaarlijke wateren enz.? En alles opsturen naar het U.S.A.-gezantschap te Brussel (waar reeds ten mijne gunste werd aangedrongen). Gij kunt ze ofwel rechtstreeks zenden ofwel naar mijn advokaat In elke geval moet deze een afschrift ontvangen voor zijn pleidooi.
Gij kent mij. Wees ervan verzekerd dat ik hier zit als idealist. Gemeenrechtelijke misdrijven heb ik niet op mijn naam. Ik werkte er aan de radio, om den broode, deed de Duitsers al het kwaad dat ik kon. Zelfs de Krijgsraad erkende dat ik tegen het Nazi-imperialisme opstand pleegde. Het geld dat de Nazi’s mij in het geheim wilden opsolferen, wees ik verontwaardigd af. Ook gaf ik er in 1943 mijn ontslag, ziek geworden als gevolg van hun “bullying”. Ik kreeg 12 jaar (Fritschke werd vrijgesproken!). Ik beroep hoop ik minder te krijgen. Ik moet hoogstens 4 jaar zitten en ben al over de helft – maar toch! Voor de oudjes is het ook hard. De Politie-Commisaris van Elsene (waar ik woonde) getuigt dat ik gekend stond als een oprecht en eerlijk man, en niet in staat geacht wordt kwaad te berokkenen aan landgenoten. Ik heb bovendien een blanco-strafregister. Wij komen mogelijks in beroep voor in December a.s. Het kan ook januari worden. Wat zitj gij gelukkig niet meer in Europa te wonen. Mij lijkt de mensch nog bloeddorstiger dan kannibalen.
De foto’s van uw kinderen heb ik hier gezien. Gij hebt het verder gebracht dan ik… die hier zit uit te drogen! Nu, onze stam zal niet uitsterven, doch ik benijd U, gelukkige vader! Mijn oprechten dank voor de sokken en het hemd. In de cel bij wintertijd kan ik iets warms gebruiken.
Ik mag bij uitzondering schrijven. Gij ook moogt antwoorden: 25 regels. Pakjes mag ik niet ontvangen. Hartelijke groeten, Fernand.
Twee brieven van getuigen “a décharge”, eveneens ter ontlasting. De eerste van een “Brigadier der Rijkswacht”. Ze zijn geschreven in het handschrift van Nands vader, en werden dus door hem opgetekend. Het is onduidelijk of deze getuigenissen werden doorgegeven aan Nands advocaat en of ze op het proces werden gebruikt.
De eerste brief is een verklaring van A. Van Nieuwenhuyse dat hij ondergedoken was tijdens de bezetting en dat de heer F.V. hem nooit verraadde, en “integendeel vond hij mijn handelswijze goed”.
De tweede brief is een verklaring van A. De Bruyne dat hij tijdens de bezetting verplicht tewerkgesteld werd in Duitsland, en dat hij grotendeels door toedoen van advocaat F.V. naar België is mogen terugkeren.